Thema: Blowing in the wind, week 1

Wim van Heteren is leerkracht van groep 8 op basisschool De Schakel in Nieuw-Lekkerland. Hij doet verslag van het thema ‘Blowing in the wind’. Dit is zijn eerste bericht over dit thema. Wim beschrijft zijn praktijken ook op zijn eigen website. Janneke Hagenaar werkt als nascholer bij De Activiteit. Janneke reageert op de beschrijvingen van Wim.

Deze week starten we met het nieuwe thema: ”Blowing in the wind” . De hele school werkt met dit thema en dat heeft als groot voordeel dat we elkaar tot een hand en een voet kunnen zijn.

Als startopdracht (fase 1) heb ik een tiental foto’s op een groot papier geplakt en die uitgedeeld aan twee- en drietallen. De foto’s hebben relatie met de brainstormronde (fase 0) waar ik op deze manier een startopdracht van gemaakt heb. Wat leerlingen al weten schrijven ze aan de linkerzijde en wat ze graag willen weten komt aan de rechterkant. Op deze manier krijg ik als leerkracht zicht op de beginsituatie. Ik merk dat de leerlingen weer met frisse moed beginnen, er wordt serieus gewerkt. Wat wel de aandacht vraagt is om hardop na te denken om te komen tot nieuwe vragen.

Ik heb als startopdracht ook drie filmfragmenten laten zien. Mijn visie is dat een thema pas “body” krijgt als er startopdrachten gegeven worden waarbij de nieuwsgierigheid wordt opgewekt. De kinderen komen ook direct met eigen ervaringen en verhalen. De brand in Moerdijk: de rook van de brand ging richting Dordrecht, niet zo ver van onze school vandaan. De overstroming in Australië is het gevolg van een harde wind.

Deze keer maak ik ook van een handvaardigheidopdracht een startopdracht. Ik haal daar niet zoveel input uit maar leerlingen komen naar mijn mening nu nog meer “in” het thema. Het thema moet van henzelf worden. Ze beelden een windkracht uit en die windkracht moet zichtbaar zijn. De ene leerling beeldt windkracht 3 uit en de ander windkracht 8 . Ze improviseren met kleuren en vormen. Als de lucht helemaal af is komt er een object op de voorgrond. Dat kan een bloem zijn, een vuurtoren, een rots met opspattend water enz. Handvaardigheid is een prachtig vak en ik vind het altijd mooi om dit vak zoveel mogelijk bij het thema te betrekken. Ik hoor steeds meer de term opbrengstgericht werken vallen in onderwijsland. Als ik dit werk van de kinderen bekijk dan kan ik wel zeggen dat dit een mooie opbrengst is!

Tijdens het vorige thema heb ik een start gemaakt om meer te experimenteren. Onderzoeken kan op drie manieren: bronnenonderzoek, praktijkonderzoek en experimenteel onderzoek. De laatste categorie viel bij mij nog wel eens af. Daarom heb ik een techniekles gemaakt die ik “de wind in de zeilen”heb genoemd. Met een föhn hebben de leerlingen geëxperimenteerd met doek, papier en vormen. Het werd een les van een uur die enthousiast verliep. Het riep veel vragen op maar ook antwoorden. Sommige leerlingen brachten vragen in waar ze echt mee verder kunnen. Voor sommige vragen heb je op dat moment de expertise in de school en dat zorgde ervoor dat een paar kinderen bij een andere collega hun vragen gingen stellen. Als leerkracht vind ik het ook heerlijk om kinderen te triggeren en nieuwsgierig te maken. N.a.v. deze les gaf een groepje jongens gaf aan te willen ontdekken hoe een vliegtuig werkt. Ze willen een vliegtuig gaan maken. Op dat punt zit voor mij wel een spanningsveld. Gaan ze ontdekken of is het gewoon leuk om een vliegtuig te bouwen? Wordt het onderzoek of een bouwpakket? Dat wordt coachen en begeleiden. Ik wil er wel meer van weten!

Deze week heb ik de start gemaakt met het portfolio voor kinderen. Collega Pauline uit groep 8 en de collegae Linda en Arina uit groep 7 gaan ook mee in dit experiment. Het portfolio willen we met name inzetten om meer van de leerlingen te weten te komen. De leerlingen kunnen zichzelf ook beter leren kennen. Dit instrument moet meer mogelijkheden geven om te werken vanuit de zone van de naaste ontwikkeling.

Ik heb iedere leerling een map gegeven met daarin de eerste bladen. Ze vertellen op die bladzijden met name iets van zichzelf. Ook heb ik mijn eigen portfolio uit het bekwaamheiddossier laten zien: ook de meester werkt er mee en dat is toch wel leuk. Een mooie bijkomstigheid is dat collega Jaco Offermans een onderzoek houdt, i.s.m. Chr. Hogeschool De Driestar, over welbevinden van leerlingen. Dit wordt benaderd vanuit een positieve insteek: benadruk waar kinderen goed in zijn, waar de kwaliteiten liggen. Het zou geweldig zijn als ze hun kernkwaliteiten kunnen benoemen en verder kunnen ontplooien in de groep.

Deze week heeft Janneke Hagenaar van De Activiteit de bovenbouw weer voorzien van nieuwe input en hebben we nieuwe stappen gemaakt. Een van die stappen is om van dit thema werkelijk een sociaal culturele praktijk te maken. Hoe creëer je nu die echte praktijk binnen je school? Wat wij hier doen op school, is dat op dit moment relevant voor de maatschappij? Het argument “belangrijk voor later”daar kunnen we natuurlijk niet mee aan komen. De echte praktijk, dat wordt het doel in de komende periode. Ik houd jullie op de hoogte.

Beste Wim,

De start van een thema en de start van onze blog- samenwerking. Leuk! Met plezier heb ik je blog gelezen,  ik zie het wel voor me die activiteiten in je groep. Een aantal punten vielen mij op en daarover heb ik nagedacht en er wat bronnen  bij opgeslagen.

Hardop denken
Het is niet voor niets een ”gevleugeld” woord (in het kader van jullie thema hè) “Twee weten er meer dan één”. Ik kan me nog een managementboek herinneren dat hier in huis werd bestudeerd. The Wisdom of Crowds van James Surowiecki waarin hij de stelling uitwerkt dat groepen onder de juiste omstandigheden, slimmer zijn dan het slimste individu uit deze groep. Surowiecki beschrijft in zijn boek voorwaarden voor die “wisdom”namelijk als eerste  een situatie van gelijkwaardigheid voor het benutten van de wijsheid in de groep en daarbij; diversiteit en zelfstandigheid. De beste collectieve beslissingen zijn het resultaat van verschil in inzicht en debat, niet van consensus of compromis. Tja, daar ben je natuurlijk in je onderwijs volop mee bezig. Verschillen benutten, goed organiseren en groeperen.

Op zoek in……Thema’s en Taal (Bea Pompert 2004).
Onderzoeksactiviteiten in je thema ontwikkelen zich niet vanzelf door handelen en ontdekkingen. Het gesprek is van belang! In gespreksactiviteiten gaan kinderen met elkaar en met de leerkracht hardop denken over kwesties waar ze mee bezig zijn. Je praat over je eigen bevindingen, je ervaringen, je vragen. En dan komt er betekenisonderhandeling op gang. Er ontstaat authentiek leren, omdat de eigen oorspronkelijke betekenisconstructie van de kinderen wordt verbonden aan de sociale werkelijkheid waarin de kinderen worden ingeleid ( Van Oers, 1995). Lees maar verder in h 3 paragraaf 3.1 in Thema’s en Taal.

Lezen- spreken – luisteren – schrijven

  • om gedachten te ordenen
  • om te delen
  • om te genieten
  • om antwoorden te vinden

Lezen – schrijven – spreken – luisteren. Zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden

  • Komen in elk onderzoek voor
  • Gebruik je overal
  • Gebeurt interactief
  • Vraagt om vaardigheden
  • Wordt ingezet om betekenisverlening en functionaliteit zichtbaar te maken
  • Biedt mogelijkheden voor herhaalde toepassing

Startactiviteiten
Je beschrijft een mooi gevarieerd aanbod aan activiteiten, zo kan de groep én jij met hen goed oriënteren op het thema. Je krijgt te horen en te zien, welke vragen, kennis en vaardigheden er al zijn en wat er nog in het verschiet ligt. En de gezamenlijkheid  in de startactiviteiten is van belang. Een boeiende fase in je thema voor wat betreft de inhoud.  Je zet verschillende  vaardigheden in. Ik zocht het lijstje er nog even bij:

Fase 1 – Opstarten van het thematiseren in de groep
Ik ontwerp startactiviteiten waarmee de leerlingen zich oriënteren op het thema: waarover gaat het, wat hoort er bij zoals:

  • ervaringsverhalen
  • werken met objecten (in of buiten de school)
  • werken met illustraties, plaatmateriaal, foto’s, video
  • werken met teksten
  • bronnen verzamelen: boeken en andere gedrukte bronnen, deskundigen en media, objecten

Ik richt vanuit deze startactiviteiten samen met de leerlingen een adequate leeromgeving in

  • thematische boekentafel / boekenhoek
  • tekstenwand
  • illustratie en voorwerpenhoek

Ik ontwerp activiteiten waarmee in de groep de interessante vragen naar voren komen, waarmee wij in de 2e fase verder gaan:

  • lijstjes maken WWA/WWW
  • woordvelden
  • geclusterde woordvelden
  • in beeld brengen van verschillen en overeenkomsten (bv. venn-diagram)
  • subthema’s vaststellen
  • onderzoeksvragen formuleren
  • onderzoeksgroepje samenstellen: 2- of 3-tallen
  • onderzoeksvragen presenteren aan elkaar, scherper krijgen, aanvullen
  • onderzoeksplan opstellen

Ik richt een overzichtelijke vragenwand in samen met mijn groep
Ik hanteer groepslessen voor korte instructies, opdrachten, brainstormen, presenteren en evalueren.
Ik hanteer 2-talgesprekken en duo-werk om uit te wisselen, op verhaal te komen, onderzoeksvragen te formuleren, iets op of uit te zoeken. Ik hanteer coöperatief lezen in 2 en/of 3-tallen. Ik hanteer gesprekken in de kleine kring over kwesties die wij leren

Portfolio
Je bent gestart met het kindportfolio,maar ik heb de laatste keer eigenlijk niet gevraagd welk instrument je daarvoor hanteert. Heb je de map “Mijn eigen portfolio” die we destijds hebben gemaakt? Of ben je direct met het nieuwe traject van start gegaan. Zie hier (klik).

Sociaal culturele praktijk
Tot slot Wim nog even over het begrip sociaal culturele praktijk, dat noem je aan het einde van deze blog. Ik heb een paar artikelen uit ZONE gehaald. Wim Wardekker heeft veel geschreven over: “de schoolse versie van de echte werkelijkheid”. ‘Alle handelen is sociaal en cultureel gesitueerd en gestructureerd. (…) Leren is in dit verband te omschrijven als het steeds adequater leren participeren in cultureel gestructureerde activiteiten’ (WARDEKKER, W. (1997), De school als opvoeder. In: Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding,Vorming en Onderwijs, Vol. 13, nr. 4, 209-221.).

Heel mooi vind je niet. Je zoekt in je thema in de groep naar zo’n praktijk. Je leert namelijk in zo’n praktijk om deelnemer te worden. Kinderen maken eigenlijk zich kennis alleen eigen als die kennis zinvol voor ze wordt. En dat lukt  doordat ze een verbinding kunnen leggen met sociaal-culturele praktijken die ze als relevant ervaren. Je weet waar je het voor doet!

De opdracht van het onderwijs is het leggen van die verbinding, in interactie met de leerlingen. De vraag is dan ….om welke kennis het gaat, welke inhouden relevant zijn. (zie artikel ZONE de rol van kennis in OgO- Wim Wardekker).

Tot volgende week!
Janneke

Tags: , , , , ,