Thema: Ik stuur je een kaartje, week 5

Barendine Punt is leerkracht van groep 1/2 op basisschool Koningin Beatrix in Ouddorp. Zij doet verslag van het thema ‘Ik stuur je een kaartje’. Dit is haar vijfde bericht over dit thema. Janneke Hagenaar werkt als nascholer bij De Activiteit. Janneke reageert op de beschrijvingen van Barendine.

Week 5: Het ontwikkelverhaal in beeld.

Deze week verbeeld ik met behulp van een aantal foto’s het ontwikkelverhaal van de afgelopen 2 weken. Het observatiemodel voor spelactiviteiten pak ik erbij om de fase van ontwikkeling bij iedere foto duidelijk te maken.

Foto 1. Manipulerend spel.
A: Plezier in en betrokkenheid bij het manipulerend spel.
B: Manipulerend spelen met voorwerpen en daarmee experimenteren.
C: Woorden geven aan voorwerpen en eigen handelingen: de envelop, de brievenbus, ik doe de brief erin.
D: Zelf initiatief nemen: spontaan post bezorgen wanneer er ‘toevallig’ een envelop en een brievenbus in de klas zijn.
E: Hanteren van materialen in het spel: de envelop, de brievenbus.

Foto 2. Werken in het postkantoor.
A: Plezier in en betrokkenheid bij het manipulerend spel.
B: Manipulerend spelen met voorwerpen en daarmee experimenteren.
C: Woorden geven aan voorwerpen en eigen handelingen: de telefoon, de kassa, het geld, betalen
D: Samen spelen en samen werken.
E: Hanteren van materialen in het spel: de telefoon, de kassa, het pinapparaat.

Foto 3. Postbodejas en posttas.
A: Plezier in en betrokkenheid bij het spel
B: Doen alsof je echt iets doet.
C: De taal begrijpen die hoort bij voorwerpen en handelingen.
D: Uiting geven aan emotionele betrokkenheid bij het spel: ingespannen, blij
E: Woordbetekenissen actief gebruiken: de posttas, de postbodejas, de kaarten, de brievenbus.

Foto 4. “Post sorteer machine”
A: Plezier in en betrokkenheid bij het spel
B: Doen alsof je echt iets doet.
C: Voorwerpen en handelingen zelf benoemen: voor wie is de kaart?, de brief is voor …..,
D: Zelfsturing tijdens het spel: volgens activiteiten/stappen uitvoering geven aan het spel.
E: Waarnemen en ordenen: Voor wie is de kaart? In welk vakje? Vergelijken van de foto.

Foto 5. Post bezorgen
A: Plezier in en betrokkenheid bij eenvoudig rollenspel
B: Zelf een rol aannemen
C: Voorwerpen en handelingen beschrijven
D: Zelfsturing tijdens het spel: volgens activiteiten/stappen uitvoering geven aan het spel.
E: Hanteren van materialen in het spel: de posttas, de brievenbus, de postsorteermachine.

Foto 6. Schrijven in spel.
A: Plezier in en betrokkenheid bij eenvoudig rollenspel
B: Zelf een rol aannemen
C: Voorwerpen en handelingen beschrijven
D: Laten blijken de werkelijkheid in spelsituaties te herkennen.
E: Fijne motorische vaardigheden: (doen-alsof) schrijven met potlood en pen.

Foto 7. Spelen met spelscript.
A: Willen deelnemen aan het spel van andere kinderen.
B: Losse rolgebonden handelingen spelen naast andere kinderen.
C: Vertellen over spelactiviteiten.
D: Zelfsturing: in staat om volgens activiteiten (foto’s spelscript) uitvoering te geven aan spel.
E: Woordbetekenissen bij spelsituaties actief gebruiken.

Volgende week: verbreden en verdiepen

Ha Barendine,

Wat mooi!

Je bent dit thema heel bewust bezig met de ontwikkeling van de kinderen, je aanbod en de koppeling naar de instrument uit HOREB die je tot je beschikking hebt. Ik hoop dat veel lezers van het blog daar hun winst mee kunnen doen. Ik neem aan dat je ook in dit thema een goed koppeling logboek ,kinderdagboek en kinderportfolio kunt maken. Wie weet kun je ons mee laten lezen hoe je de ouders van deze nieuwe kleuters een heel gericht blik laat werpen op de eerste schoolweken van hun kind. Want jij kunt nu met al deze gegevens en je inzet op de ontwikkeling wel wat meer zeggen dan de standaard zin “hij is al helemaal gewend hoor, het gaat goed” .

Ik raad je aan het artikel van Prof. dr. Bert van Oers in Het jonge Kind, Jaargang 37, nr 10, juni 2010 te lezen. Alvast een citaat:
“Als we de ‘leefwereld’ beschouwen als verzameling concrete situaties waarin een mens leeft en de ‘belevingswereld’ opvatten als de manier waarop de betrokkene (bijvoorbeeld een kind) die wereld cognitief en emotioneel tegemoet treedt en verwerkt, dan is wel duidelijk wat een stortvloed aan vragen zich aandient. Een kind moet voortdurend switchen van de ene leefwereldsituatie naar de andere. Het gezin is voor de meeste kinderen de eerste leefwereldsituatie, maar er komen al snel nieuwe situaties bij. Bijvoorbeeld: het consultatiebureau, de crèche, de speeltuin in de buurt, de kerk of de moskee en later natuurlijk ook de school. Elke leefwereldsituatie roept nieuwe gedachten, belevingen en
gevoelens (vreugde, angst, stress) bij het kind op. Steeds moet het kind een vorm vinden om die gevoelens te verwerken tot een hanteerbare veilige belevingswereld.”

Groet!
Janneke

Tags: , ,