Thema: Ik stuur je een kaartje, week 2

Barendine Punt is leerkracht van groep 1/2 op basisschool Koningin Beatrix in Ouddorp. Zij doet verslag van het thema ‘Ik stuur je een kaartje’. Dit is haar tweede bericht over dit thema. Janneke Hagenaar werkt als nascholer bij De Activiteit. Janneke reageert op de beschrijvingen van Barendine.

Week 2: We gaan van start!

Maandagochtend. De eerste dag na de herfstvakantie. Groep 1A van de Koningin Beatrix school in Ouddorp gaat beginnen. Vandaag start ik met 2 kinderen.

Eerst gaan we de klas ontdekken en natuurlijk een rondje door de school. Even op bezoek bij de directeur, een kijkje nemen bij de managementassistente en een kopje koffie voor de juf halen!

Al snel dient de eerste startactiviteit zich aan. Want als de tassen voor het eten&drinken open gaan komt er een kaart tevoorschijn. ‘De post voor jou!-kaart’ van de juf is aangekomen. Daar stond op: jij hebt vast ook weleens post gehad. Neem je het mee naar school? Wij willen het graag bekijken. We gaan dan ook meteen in gesprek over de kaart: bekijken, voorlezen, wanneer kreeg je hem en van wie. Fijn als ouders vanaf dag 1 zo betrokken zijn! Als leerkracht heb je ze nodig bij je thema.

 

 

 

 

 

 

 

’s Avonds duik ik in de vernieuwde HOREB. Het lijstje met de startactiviteiten erbij. Handig dat de ‘soorten’ startactiviteiten erbij staan. Heb je niet zo snel blinde vlekken in je aanbod. Ook handig: in de bibliotheek van HOREB staan voorbeelden van startactiviteiten om zelf op verhaal te komen.

Maar wat ga ik kiezen, wat spreekt aan. Eerst maar eens spel in de huishoek. We starten met koffie zetten, koken en bakken in de oven. Maar dan ontdekt er één de brievenbus van de huishoek. Klep open, klep dicht. Kaart erin, kaart eruit. Ook de huishoek wordt door wat extra attributen betrokken bij het thema.

Vanuit de overdracht van de Peuterspeelzaal komt naar voren dat er op taal-spraak gebied nog winst te behalen is. We gaan in gesprek bij de thematafel over de BAS-plaat van het postkantoor, de postzegels, pakketjes, boeken en andere materialen die er liggen. De thema woordenlijst erbij en maar eens kijken wat ze al weten en welke nieuwe woorden ik aan kan bieden tijdens deze activiteit.

In de 2e schoolweek (groep 1A gaat 4 dagdelen per week naar school) maken we een kaart. De kinderen hebben een adres meegenomen en een postzegel. Als de kaart droog is stellen we een tekst op, krabbelen in eigen spelling onze naam, de juf schrijft het adres en natuurlijk plakken we zelf de postzegel er op. Dan de jassen aan, even afmelden bij de directie en richting postbus. Het heeft zo zijn voordelen om maar twee kinderen in de groep te hebben. Onderweg bekijken we brievenbussen, huisnummers, de straat waar we lopen wordt benoemd en dan zijn we er. De juf tilt je op en dan mag je zelf de kaart voor oma en opa op de post doen.

En dan fietst er ineens een postbode door de school! Ze is te gast in groep 1B. Wij bekijken natuurlijk ook even de fiets met die grote posttassen. En weet je wat zo leuk is er komt een groepje kinderen uit die klas volgende week bij ons op bezoek. Met de foto’s erbij vertellen zij dan aan ons het verhaal van de postbode!

Volgende week: het thema gaat rollen.

Hallo Barendine,

Je geeft privéonderwijs, veel lezers zullen een beetje jaloers op je zijn.

Maar aan de andere kant, we hebben de groep in ons onderwijs ook wel echt nodig hè. We zeggen niet voor niets:” We leren van en met elkaar.” We hebben de community ( of learners /practice) nodig. Je maakt daarom goed gebruik van de andere groepen in jullie onderbouw.

Ik ben blij te lezen dat je veel hebt aan de vernieuwde HOREB. Wie weet is het volgende nog bruikbaar voor jou of voor andere. Deze week heb ik samen met een leerkracht de startactiviteiten visueel gemaakt en daaraan direct de doelen in het thema gekoppeld.

Je maakt foto’s van de startactiviteiten en je voegt daar een papiertje bij met de opmerkingen die de kinderen maken, je zou het reflectie kunnen noemen. Door de opbrengst van de startactiviteiten zo zichtbaar te maken geeft het ook gespreksstof met de ouders. Na een aantal van deze activiteiten hebben we met gekleurde briefjes een rode draad voor de inhoud van het thema geformuleerd en daaronder een lijn met de doelen. Het helpt om overzicht te krijgen en de ouders zien ook helder wat je doet, waarom, hoe, wat het oplevert en hoe je dat gaat vervolgen in het thema. Je schrijft dat de ouders betrokken zijn, dan is het goed om daar serieus input aan te geven.

Je zet in je thema heel duidelijk in op spel en interactie, beide van groot belang! (hieronder enkele stukken uit het artikel: Spelenderwijs wijs van Bea Pompert voor Het jonge kind, november 2009)

Spelenderwijs wijs
Jonge kinderenspelen vanaf hun geboorte. Het is hun manier om de wereld te leren kennen en de mensen in hun omgeving te ontmoeten. Spel is hun belangrijkste activiteit. Zij ontwikkelen zich eraan en kunnen er alles in kwijt: hun affectieve behoeften, hun motorische handelingen, hun verbeeldingskracht en hun cognitieve mogelijkheden. Spelactiviteiten raken aan wat voor jonge kinderen noodzaak is. Ze creëren een zone van naaste ontwikkeling. Een activiteit waarin zij betrokken raken op hun toekomstige mogelijkheden. In een spelactiviteit kunnen kinderen altijd net iets meer dan er buiten. In goede spelactiviteiten kunnen jonge kinderen alles leren wat zij voor hun ontwikkeling nodig hebben.

Spel als sfeer in de groep.
Ik weet zeker dat naar mate je groep groeit Barendine je meer spel én meer sfeer in de groep gaat krijgen. De groepsruimte geeft dan letterlijk ruimte om te experimenteren en te verkennen. Je zorgt voor een gevarieerd scala aan materialen en dat kan met de dag veranderen en worden aangevuld. De echte wereld waaraan jonge kinderen zo graag meedoen, komt de klas in door verhalen van de kinderen, de ouders en de juf. De kinderen kunnen kiezen uit tal van activiteiten en mogen daarin volledig opgaan. Kinderen spelen samen, veranderen hun plannen, wisselen af of volharden in wat zij ondernemen. Kortom zij krijgen veel kans om in een veilige omgeving de wereld naar hun hand te zetten. We gaan vast nog lezen hoe dat erin jou thema uit gaat zien.

Spelactiviteiten als beredeneerd aanbod.
Spel als sfeer in de groep zorgt dus voor veel kansen voor kinderen om veilig te exploreren, zelf vertrouwen te krijgen doordat activiteiten vrij toegankelijk zijn en veel open eindjes hebben. Maar er is meer. Spelactiviteiten zijn ook activiteiten waarbinnen jonge kinderen doelgericht leren onder de regie van jou.

Spelen is meespelen en samen spelen in sociaal-culturele activiteiten, die voor een belangrijk deel vastliggen: brieven schrijven, versturen en bezorgen gaat zó en zó. Spel en spelontwikkeling gebeurt niet van binnenuit als iets natuurlijks of vanuit fantasie. Nee, spel is een sociale activiteit waarin jonge kinderen op hun eigen manier vorm leren geven aan regels, rituelen, handelingen, afspraken en ongeschreven wetten.

In spel ‘doen ze alsof, echt’. Daarin zit een bepaalde ontwikkeling. Dit spelperspectief verbindt je niet alleen aan de inbreng die de kinderen hebben en het aandeel dat zij hebben door hun eigen initiatieven. Je hebt bedoelingen met spelactiviteiten. In deze spelactiviteiten ontwikkelen kinderen hun creativiteit en probleemoplossend vermogen, hun belangrijke sociale vaardigheden en taal en leren zij specifieke kennis en vaardigheden inzetten.

Spel gaat niet vanzelf.
Spelactiviteiten zijn rijke bronnen voor jonge kinderen om de wereld te leren kennen zich ontwikkelen. Elk kind kan dat, maar niet alléén. Interactie met de omgeving en met name volwassenen zorgt ervoor dat een spelsfeer tot stand komt en spelen ontwikkelingsbevorderend wordt. Je rol is dan ook van groot belang. Door een aantal voorwaarden te creëren in je groep.
In de eerste plaats zorg je voor een speelleeromgeving die rijk is en de kinderen veel mogelijkheden biedt tot divers spel. Denk aan:

  • Ongevormde materialen; zand, water, natuurlijke materialen.
  • Beeldende materialen en restmaterialen.
  • Speelgoed, wereldspelenmaterialen, poppen.
  • constructieve materialen, bouwmaterialen.
  • Speelgoed bij prentenboeken.
  • Rolondersteunende spullen, zoals kleding, attributen, spullen van thuis en uit werkplaats, winkel of fabriek.

(Nellestijn en Janssen-Vos, 2005)

De kinderen krijgen de ruimte om zelf te handelen, veel met concrete voorwerpen om te gaan en zelf betekenis te geven aan de dingen. Jij zorgt voor gezamenlijkheid en nabijheid. Door veel afwisseling aan te brengen in individueel spel, spel in groepjes en spel in de grote groep. Maar ook door fysieke nabijheid veilig te maken, zoals jullie dat deden met je wandeling door de school, om maar wat te noemen. Je geeft tijd aan spel dat opkomt enje doet mee met de spelideeën van de kinderen. Spelactiviteiten worden natuurlijk ook doelgericht ontworpen en begeleid door de leerkracht. Het zijn bij uitstek dé spelactiviteiten om leerprocessen op te bouwen en ontwikkeling te signaleren. De leerkracht ontwerpt verschillende typen spelactiviteiten om ervoor te zorgen dat alle facetten van het spel aan bod kunnen komen:

  • Bewegingsspel en manipulerend spel.
  • Rollenspel.
  • Constructiespel.
  • Thematisch spel.

(Janssen-Vos, 2004)

Je sturing in het spel is afgestemd op de inbreng van de kinderen. Samen spelen is noodzakelijk wil spel echt ontwikkeling bevorderen. Je hebt hierbij heel veel mogelijkheden: vooraf, tijdens en na afloop.

Vooraf:

  • Samen opbouwen van de spelsituaties, materialen inbrengen, omgeving ordenen.
  • Input verzorgen door spelsuggesties te doen, verhalen te gebruiken.
  • Input doen door dramatiseren en voorspelen.
  • Een interessante kwestie of probleem inbrengen.

Tijdens:

  • Meespelen door zelf een rol te nemen.
  • Meespelen door te regisseren.
  • Meespelen door te souffleren.

Na:

  • Samen reflecteren en evalueren.
  • Samen noteren: tekening, tekst.

En je let goed op; je kijkt en kijkt nog eens om je interventies goed te laten aansluiten bij de richting die de kinderen kiezen. Tegelijkertijd weet je dat je je kansen moet pakken om inhouden en kennis en vaardigheden toe te voegen. Van Oers geeft aan dat één van de voornaamste kwaliteiten van leerkrachten in de onderbouw is dat zij ‘teaching opportunities’ in spel zien (Van Oers, 1999) en zelf vormgeven.

Daarom tot besluit….. veel opportunities gewenst!

Janneke

Literatuur:
Janssen-Vos, F, (2004), Spel en ontwikkeling. Assen: Van Gorcum.
Nellestijn, B. en Janssen-Vos, F. (2005)m Het Materialenboek. Assen: Van Gorcum.
Oers, B. van (1999), Teaching opportunities in play. In: J. Lompscher en M. Hedegaard (eds) Learning Activity and Development. Aarhus: University Press.

Tags: , ,